In haar beleidsnota voor 2024-2029 geeft Vlaams minister van Wonen Melissa Depraetere een duidelijke plaats aan coöperatief wonen en andere innovatieve woonvormen. Depraetere erkent dat deze modellen nog een niche vormen binnen de Vlaamse woonmarkt, maar ziet hierin een belangrijke aanvulling op de klassieke woonmodellen. Haar plannen bevatten een combinatie van onderzoek, beleidsaanpassingen en financiële ondersteuning om deze woonvormen te stimuleren.
De minister benadrukt dat er een “gelijk speelveld” moet komen voor innovatieve woonvormen ten opzichte van traditioneel huren en kopen. Hierbij legt ze de focus op wooncoöperaties, gemeenschappelijke woonvormen en woonvormen die gebruik maken van tijdelijke gebruiksrechten, zoals erfpacht en opstalrecht. Door de unieke uitdagingen van deze modellen te erkennen, opent Depraetere de deur naar gerichte beleidsinterventies.
Financiële drempels
Wooncoöperaties staan volgens Depraetere in Vlaanderen nog in hun kinderschoenen. Ze wijst erop dat startende coöperaties vaak struikelen over het vinden van voldoende financiering. Om dit probleem aan te pakken, laat ze een onderzoek uitvoeren naar de financieel-economische implicaties van coöperatief wonen. Ze wil “het potentieel van coöperatief wonen verder verduidelijken” door de verschillen met traditioneel huren en kopen duidelijk in beeld te brengen. Deze inzichten moeten helpen om concrete oplossingen te formuleren voor de financiële drempels die coöperaties momenteel ondervinden.
Daarnaast overweegt Depraetere om bestaande beleidsinstrumenten, zoals Mijn VerbouwPremie, beter af te stemmen op projecten van wooncoöperaties. Dit zou niet alleen coöperatief wonen, maar ook andere gedeelde woonvormen, zoals cohousing, toegankelijker maken en versterken. De minister geeft daarmee een belangrijk signaal dat coöperatief wonen een volwaardige plaats verdient in het Vlaamse woonbeleid.