In een recent interview met Bouwkroniek schetst voormalig Brussels Bouwmeester Kristiaan Borret een scherpe analyse van de wooncrisis in de hoofdstad. Hij ziet coöperatief wonen als een essentieel onderdeel van de oplossing. “Ik zie veel toekomst in cohousing, en dit in de brede zin van het woord,” zegt hij, waarmee hij verwijst naar gedeelde woonvormen die betaalbaarheid, efficiënt ruimtegebruik en sociale cohesie combineren. Bijzonder veel vertrouwen stelt hij in het coöperatieve woonmodel, waarin bewoners geen klassieke eigenaars zijn, maar mede-eigenaars via een aandeel in een coöperatie. “Zo kan er worden gehuurd aan de werkelijke kostprijs en kan het woonrecht op de kinderen worden overgedragen.”
Volgens Kristiaan Borret maakt het delen van ruimtes — logeerkamers, tuinen, gemeenschappelijke zalen — het mogelijk om beschikbare vierkante meters optimaal te benutten. Dat levert niet alleen financiële voordelen op, maar creëert ook flexibiliteit: bewoners kunnen makkelijker inspelen op veranderende woonbehoeften. “Wanneer bewoners bijvoorbeeld alleen komen te staan, kunnen ze binnen hetzelfde gebouw naar een kleinere unit verhuizen, zonder hun vertrouwde omgeving te verlaten.” Coöperatief wonen bevordert bovendien de sociale cohesie in de stad. “Mensen van verschillende leeftijden, achtergronden en sociale klassen leven er intensiever samen, wat de gemeenschapsvorming versterkt.”
Weerstand en wetgevende achterstand
Toch staat coöperatief wonen in Brussel nog in de kinderschoenen. Borret wijst op culturele en structurele obstakels: “De gemiddelde Belg heeft nog steeds een baksteen in zijn maag en beschouwt onroerend goed als de beste investering.” Maar Brussel is volgens hem een uitzondering: minder dan 40% van de inwoners is eigenaar, tegenover 70% in de rest van het land. Precies daarom is het coöperatieve model er zo relevant, zeker voor alleenstaanden die door de hoge vastgoedprijzen uit de markt vallen. Helaas hinkt de wetgeving nog achterop. “De bouwcode van Brussel voorziet serieuze veranderingen, maar we zijn nog ver verwijderd van pakweg Zürich, waar al 30% van het woonaanbod via coöperatieven verloopt.”
Volgens Borret zijn er dan ook ingrijpende beleidsmaatregelen nodig om coöperatief wonen mogelijk te maken. “Coöperatieven moeten als rechtspersoonlijkheid worden erkend, banken moeten openstaan voor het financieren van dergelijke projecten.” Daarnaast pleit hij voor versoepeling van bouwnormen die nog te veel vertrekken van het klassieke kerngezin. Ook oppervlaktevoorschriften en woonprogramma’s moeten worden aangepast. Hij verwijst naar Genève als voorbeeld: “Dankzij een gericht overheidsbeleid steeg het aandeel coöperatieve woningen daar in tien jaar tijd van 2 naar 7%.” Het toont aan dat vooruitgang mogelijk is, mits politieke wil.
Leegstaande kantoren als kans
Om coöperatief wonen op te schalen, ziet Borret een kans in de reconversie van leegstaande kantoorgebouwen. “Alleen op de immomarkt wordt momenteel 1 miljoen m² kantoorruimte in gebouwen met een benutbare vloeroppervlakte van 5.000 m² aangeboden,” aldus Borret. Vooral in de randgemeentes van Brussel, zoals Sint-Pieters-Woluwe en Oudergem, is er veel leegstand. “Net die gebouwen lenen zich uitstekend voor herbestemming tot woonunits die op singles en/of cohousing zijn afgestemd.”
Volgens Borret is herbestemming vandaag geen keuze meer, maar een noodzaak. Door thuiswerk en veranderende verwachtingen over kantoorcomfort raken veel gebouwen hun oorspronkelijke functie kwijt. “De kans dat de leegstaande kantoorgebouwen nog opnieuw als kantoorruimte worden verhuurd of verkocht, is bijzonder klein.” Hij ziet ook in de stadskern een positieve trend: “Onder impuls van het Brusselse beleid wordt steeds vaker voor gemengde gebouwen gekozen, waarbij een deel van de kantoren tot woonunits wordt omgevormd.”
Creatieve architecturale oplossingen
Borret erkent dat het ombouwen van kantoren technische uitdagingen meebrengt: daglichttoetreding, akoestiek, buitenruimte. Maar hij ziet ook veel potentieel. “Soms wordt een deel van het gebouw strategisch afgebroken om een U-vorm te creëren die meer lichtinval toelaat.” Ook de ruime kern kan benut worden voor gedeelde functies zoals fietsenstallingen of wasruimtes. “Voeg daar het potentieel van innovatieve woonvormen aan toe, en het wordt duidelijk dat deze herbestemmingen niet alleen haalbaar, maar bijzonder aantrekkelijk kunnen zijn.”
De sleutel ligt volgens Borret bij een actieve overheid en een open financieringsmodel. Hij pleit voor erfpachtformules waarbij de overheid eigenaar van de grond blijft, waardoor koopwoningen betaalbaarder worden en publieke controle behouden blijft. “Natuurlijk vraagt dit een mentaliteitswijziging van de bewoners: ze zijn dan geen eigenaar in de klassieke zin meer.” Maar andere steden, zoals Amsterdam, tonen dat het kan.
Geen kleinere woningen, maar flexibelere normen
Borret waarschuwt voor simplistische oplossingen zoals het verkleinen van de minimale oppervlakte. “Dat zal totaal niet helpen om meer woonunits te creëren en wonen betaalbaar te houden.” Wel pleit hij voor meer vrijheid in de indeling van de bestaande ruimte, bijvoorbeeld voor gedeelde woonvormen. “We moeten onze normen in de bouwcode aanpassen met het oog op andere woonmodellen waar het delen van de ruimte meer centraal staat, zoals bij cohousing of coöperatieven.”
In het volledige interview met Bouwkroniek gaat Kristiaan Borret dieper in op de uitdagingen voor Brussel als groeiende stad. Hij bespreekt de nood aan nieuwe vormen van publieke ruimte, de inzet van hernieuwbare energie, de veranderende rol van erfpacht en de toekomst van hoogbouw. Ook mobiliteit, vergroening en de impact van betaalbaarheid op essentiële beroepen komen aan bod. Het volledige gesprek kun je hier lezen.
Foto © BMA