Op 2 oktober 2025 organiseerden Architectuurwijzer en de Gentse Dienst Wonen in het STAM een gespreksavond over coöperatieve studentenhuisvesting. Apache-journalist Steven Vanden Bussche was erbij en wijdde nadien een uitgebreid artikel aan het thema. In “Duitse studenten bouwen eigen betaalbare koten” volgt hij het spoor van het Collegium Academicum in Heidelberg, waar studenten zélf een coöperatie oprichtten en een woonproject realiseerden voor 176 bewoners. Zijn verslag sluit direct aan bij de centrale vraag van de avond: hoe kan een niet-speculatief model structureel betaalbare én kwaliteitsvolle studentenkoten opleveren in steden zoals Gent?
Steven Vanden Bussche beschrijft hoe Collegium Academicum ontstond uit een klein collectief studenten dat in 2013 samenwoonde en het heft in eigen handen nam. Wat begon als een gedeelde droom, groeide via jarenlange voorbereiding uit tot een houten nieuwbouw van vier verdiepingen met 46 gedeelde flats voor drie of vier studenten. Opvallend is hoe flexibel het ontwerp is: verschuifbare binnenmuren laten bewoners hun kamers groter of kleiner maken, in balans met de gemeenschappelijke ruimte. Het project werd bovendien breder opgevat dan huisvesting alleen, met collectieve keukens, werk- en ontspanningsplekken en een grote feestzaal.
Coöperatieve studentenhuisvesting als antwoord op stijgende kotprijzen
De financiële puzzel achter het project is, zoals het Apache-stuk helder toont, een oefening in volgehouden samenwerking. Het Collegium kostte 21 miljoen euro en werd mogelijk door een mix van publieke leningen, subsidies en burgerkapitaal: een publieke bank (KfW) leende 13 miljoen, overheden en instellingen subsidieerden ongeveer 3 miljoen, en via achtergestelde leningen haalden de studenten 4,5 miljoen op bij sympathisanten. “Al die geldschieters waren kleine investeerders, gemiddeld leenden ze ons 4.000 euro,” vertelt student en coöperant Elisa Romeu, die op uitnodiging van Architectuurwijzer in het STAM kwam vertellen over het project. “Net die brede, niet-speculatieve draagkracht overtuigde banken om mee te stappen.”
In het artikel legt UGent-professor Anne Kockelkorn uit waarom institutionele steun cruciaal is, zonder dat die altijd neerkomt op directe subsidies. “Er is geen directe financiële steun met belastinggeld nodig, maar een concurrentievoordeel,” zegt ze, bijvoorbeeld via staatsgaranties of gunstige leningsvoorwaarden uit een rollend fonds. “Hoe langer het kosten-huurmodel draait, hoe betaalbaarder het systeem wordt.” Coöperaties bouwen dus traag, maar hun betaalbaarheid groeit mee in de tijd, omdat woonbijdragen primair naar afbetaling en beheer gaan in plaats van naar winst.
Niet-speculatieve koten en sterke gemeenschappen
Kockelkorn plaatst het Heidelbergse experiment in een bredere Europese context van financialisering, waarin studentenhuisvesting steeds vaker een winstproduct wordt. “Studentenhuisvesting is voor bedrijven vooral een zeer lucratieve business,” stelt ze, met hoge huurprijzen en gentrificatie als voorspelbaar gevolg. Coöperatieve modellen halen woningen uit die logica en maken ruimte voor andere waarden. “Autonome niet-speculatieve actoren maken de weg vrij richting een geïntegreerde huurmarkt… op vlak van sociale inclusie, klimaat of stedenbouw.” Daarmee wordt het kot niet enkel goedkoper, maar ook sociaal en ecologisch ambitieuzer.
Vanden Bussche benadrukt dat betaalbaarheid wél een kernmotief blijft: in Collegium Academicum betalen studenten ongeveer 375 euro per maand voor 25 m² leefruimte. Maar Romeu maakt duidelijk dat het doel breder is: “We streven geen winstmaximalisatie na, maar doelmaximalisatie. Winst maken leidt bij ons tot het verlagen van huur in plaats van het uitkeren van dividenden.” Het project wil tegelijk een vrijplaats zijn voor jongeren in de stad, zonder consumptiedruk, waar samenleven, leren en organiseren even belangrijk zijn als wonen.
Coöperatieve studentenhuisvesting als aanvullend spoor
Die gemeenschapslogica vertaalt zich ook in de zelforganisatie. Ugur Delice, ook Collegium Academicum-student en spreker in het STAM, getuigt over de horizontale structuur: “Wij nemen onze beslissingen zelf, streven een consensus na en zorgen voor een transparante besluitvorming.” Er zijn nauwelijks betaalde krachten; bewoners verdelen taken in werkgroepen en plenaire vergaderingen, en dragen samen zorg voor beheer en onderhoud. Dat vraagt tijd en engagement, maar levert een zeldzaam gevoel van eigenaarschap op: studenten wonen niet in een product dat voor hen is gemaakt, ze maken hun woonomgeving mee.
Het artikel toont bovendien dat Heidelberg niet alleen staat. Coöperaties zoals La Ciguë in Genève (ruim 700 studenten) en WOKO in Zürich (meer dan 4.000 kamers) bewijzen dat niet-speculatieve studentenhuisvesting op schaal kan werken, met huren die structureel lager liggen dan de private markt. Gent zou daar baat bij kunnen hebben: cohousing door studenten in gezinswoningen creëert vandaag spanningen op de woonmarkt. Coöperatieve projecten lossen het kotentekort niet morgen op, maar kunnen wél een duurzaam, aanvullend spoor openen.
Van Heidelberg naar Gent: kan dit model hier ook werken?
In België is zo’n zelfgestuurde studentenhuisvesting nog niet van de grond gekomen, en Apache laat zien waarom: de looptijd is lang en de organisatiecomplexiteit groot. Gents Schepen van wonen Filip Watteeuw ziet vooral nood aan snelle bijkomende kamers, terwijl de Gentse Studentenraad wijst op een gebrek aan continuïteit. Toch legt Kockelkorn de lat net bij studenten en opleidingen: wie tijd investeert in non-speculatieve modellen, bouwt tegelijk praktijkervaring én een alternatief systeem. De gespreksavond in het STAM wilde precies dat perspectief zichtbaar maken: coöperatieve studentenhuisvesting is geen wondermiddel, maar wel een realistische route naar betaalbare koten mét sterke gemeenschappen.
Gent heeft daarbij een paar troeven in handen: een grote studentenpopulatie, een stedelijk beleid dat versnippering wil tegengaan en een prille maar duidelijke traditie van coöperatief wonen met spelers als Wooncoop en CLT Gent. Net omdat de klassieke marktlogica in de studentenhuisvesting steeds meer op rendement stuurt, kan een Vlaamse proefopstelling veel betekenen: niet als snelle noodoplossing, wel als een traject dat betaalbaarheid, collectief beheer en ruimtelijke kwaliteit structureel aan elkaar koppelt. De vraag die na het STAM-debat blijft hangen is dus niet of zo’n model hier ooit kan werken, maar wie het eerste partnerschap durft te smeden — studenten, stad, onderwijsinstellingen en coöperatieve actoren samen — om het Heidelbergse idee te vertalen naar een Gentse context.
Lees hier het volledige Apache-artikel over coöperatieve studentenhuisvesting.
Foto © Collegium Academicum